Floorjo-ankebrands

Hoe anders mag je zijn

Het is al schemerig als ik met de hond Finn de deur uitstap voor een avondwandeling. De volle maan doet haar best om door de laatste wolken heen te breken. Er hangt een frisse geur van het gemaaid gras en regen. Ik adem diep in door mijn neus.
Aan de horizon zie ik het vage weerlicht van de onweersbui die enkele uren daarvoor over het dorp was getrokken en een enorme hoeveelheid water had laten vallen. De grote plassen langs de kant van de weg hadden moeite om de natte kleigrond in te trekken. Finn snuffelt aan de plassen, maar de angst voor water wint het. Hij springt met vier poten tegelijk in de lucht, komt weer achterstevoren op de grond terecht en pakt de riem in zijn bek.
Een geschrokken motvlindertje vliegt snel weg zodra Finn voorbij springt. Hij laat de riem los en begint te happen naar het vlindertje en lijkt me verbaasd aan te kijken dat ik hem tegenhoud.

Ik ben dol op deze avonden. Zomerse warme avonden, met af en toe een flinke onweersbui. Het voelt als een wollen deken die de warmte van de zomer proberen vast te houden en alleen af en toe door de regen en het onweer opzij wordt gedrukt.
Ik wandel over de stoep langs het water. De grassprieten die over de stoep heen hangen zijn zwaar van de regen en raken haast de stenen.
De strakke weerspiegeling van de maan in het donkere water, verraadt dat het windstil is. Een visje dat net onder het oppervlak zwemt, veroorzaakt een kring in het water. Het spiegelbeeld van de maan begint te trillen.
Een late merel blijft op de brug zitten en volgt elke stap die we zetten, tot we te dichtbij komen en hij luid kwetterend wegvliegt.

Ik zie in de verte drie vrouwen staan, twee kinderen rennen om de vrouwen heen. Ze lachen hard en ze springen en ze tikken elkaar af en toe op de schouder, om daarna te verstoppen achter de benen van één van de vrouwen. Ik moet lachen om het motvlindertje en kijk naar Finn. Soms is het net een kind.
Het uitgelaten gehuppel en het aanstekelijke gegiechel van het kleine meisje trekt mijn aandacht.
Ze draagt een lange witte jurk. Het lijkt haast glimmend satijn met daaroverheen doorzichtige dunne zijde afgezet met witte linten en strikken. Door haar donkere huidskleur lijkt de jurk nog witter.
De jurk doet me denken aan de eerste jurk die ik kreeg van mijn moeder op mijn vierde verjaardag. Hij was dan weliswaar niet wit, maar blauw met een mooie blauwe strik op de rug. Ik voelde me zo mooi in deze jurk.

De vrouwen dragen alle drie gewaden de oudste vrouw heeft een helderblauw gewaad aan, versierd met glimmende stiksels. De andere twee vrouwen hebben een gewaad aan met in elkaar overlopende felle kleuren. Over hun zwarte haren dragen ze alle drie een doorzichtige witte zijden sjaal met glimmende borduursels aan de randen.
Ook Finn lijkt onder de indruk hij gaat zitten en kijkt het gezelschap met een scheve kop aan. Soms zou ik wel eens willen weten wat in daar in omgaat.

Ik knik naar de vrouwen en mompel zachtjes een "Goedenavond". Ze buigen hun hoofd en hoor van hun een zacht gemompel terug.
Finn loopt met een grote boog om de vrouwen heen steeds een blik werpend op hun als hij voorbijloopt. De kleinste vrouw kijkt naar me met een soortgelijke blik in de ogen.
Mijn gedachten dwalen af als ik aan de eeuwige blikken denk die ik kreeg toen ik nog behoorlijk zwaarder was. Altijd die blikken die me van kruin te voeten bekeken en waren mensen met hun tweeën, dan altijd de opmerking hoe ik het zover heb kunnen laten komen. De pijn die de opmerkingen met zich meebrengen drukken op elke vezel in je lijf. Alsof elke keer een elastiekje knapt en hard tegen je aan tikt, waardoor er een striem ontstaat. Ik herken de blik van deze jonge vrouw. De blik op het moment dat het elastiekje de striem veroorzaakt. Ik knik naar haar en ze kijkt snel weg.
De kinderen giechelen en huppelen voor de vrouwen aan. Als ze voorbij zijn hoor ik ze een onbekend liedje zingen.

Ik vervolg mijn weg.
Ik hoor in de verte bij het voetbalveld af en toe wat geschreeuw of het schelle geluid van de fluit van de scheidsrechter. Verder overheerst de rust. Ik kom niemand tegen en zelfs de kat die we zien, blijft rustig op de grond liggen.
Op de terugweg loop ik over de brug terug langs het oude gemeentehuis. Het vage gele licht op de wijzers van de kleine klok bovenaan de gevel laat zien dat het bijna tien uur is en niet veel later hoor ik de klok van de toren verderop tien uur slaan.
Ik ontdek de drie vrouwen met de twee kinderen weer op de hoek van de straat en ik zie dat ze elk een kant op gaan.
Het meisje in de witte jurk komt huppelend mijn richting op en kijkt me lachend aan. "Meiske wat zie je er prachtig uit!" Het is eruit voor ik er erg in heb.
Op het gezicht van het meisje verschijnt een enorme glimlach. "Je lijkt wel een prinses"
"Dankuwel!" En ze huppelt me voorbij.
De vrouw die met de kinderen mijn kant op loopt kijkt me aan en lacht haar spierwitte tanden bloot. "Dank u wel." En ze buigt haar hoofd. "Maar u ook, de kleuren die u draagt, ze staan u zo mooi." Zeg ik tegen de vrouw. De vrouw buigt haar hoofd en bedankt mij nogmaals

De andere twee vrouwen lopen verder de andere kant op, het pad dat ik ook wil volgen. Ik loop ze achterna en haal ze al vrij snel in. Ze kijken me met grote ogen aan als ik ze voorbijloop. Finn duikt naar de grond en laat zijn staart tussen de poten zakken, en kijkt met een soortgelijke blik naar de vrouwen als de blik die de vrouwen mij geven.
"Wat zien jullie er ook fantastisch uit, het staat jullie zo mooi." zeg ik en ik knik naar de vrouwen.
De oudste van de twee buigt haar hoofd en mompelt een zacht "Dank u." De jongste kijkt me aan, ze lacht haar tanden bloot.
"Dank u wel mevrouw." Haar stem verraste mij. Ze zei het zacht, het klonk haast alsof ze een mooi slaapliedje aan het zingen was.
Ik knik en wens de vrouwen een fijne avond toe.
Het raakt me dat deze vrouwen ongetwijfeld met vooroordelen en misschien zelfs met racisme te maken hebben door hun huidskleur en kledingkeuze. Ze zijn immers anders dan wij Nederlandse, spijkbroek en t-shirt dragende kaaskoppen.
Als mensen het al opvalt als je te zwaar bent, dan is een zwarte huidskleur en felgekleurde kledingkeuze iets wat mensen ongetwijfeld ook zullen zien.
Wat geeft mensen het recht om over andere mensen te oordelen. Wat geeft ze het recht om achter mijn rug mij uit te lachen. Waarom is wit beter dan zwart en is een spijkerbroek beter dan kleurrijke gewaden.
En ondertussen staan we wel elk weekend rijendik bij de Chinees, Italiaan en Griek om ons vol te stoppen met andere gebruiken en culturen. De superioriteit beperkt zich kennelijk alleen als het in ons voordeel is en deze medelander zich vooral hult in die spijkbroek met t-shirt.

En dat terwijl het zoveel anders kan door elkaars keuze, uiterlijk en voorkomen er gewoon te laten zijn. Ik ben niet mijn uiterlijk. Hoe anders mag je zijn?
Ik gaf deze vrouwen een glimlach. Maar misschien nog wel mooier, ze gaven mij een nog grotere glimlach.

*